Vader aan het huiswerk

Toen Petra nog juf Petra was, bood ze veel duidelijkheid aan de kinderen en de ouders. Drie keer per week huiswerk, het hele jaar door volgens dezelfde structuur. Op maandag taal, op woensdag rekenen en op vrijdag een toets.
Met ouders besprak ze aan het begin van het schooljaar dat ze van hen verwachtte dat ze erop toezagen dat hun kinderen het huiswerk maakten, en als dat nodig was, hen daarbij hielpen. Natuurlijk begreep ze dat niet alle ouders konden helpen met huiswerk. Daarom was ze altijd bereid om mee te denken over een oplossing: was er niet iemand in het netwerk van het gezin, een oudere broer of zus, een oom, tante, buurvrouw, neef die als het nodig was kon helpen?
De vader van één van de leerlingen vond zelf een oplossing voor het rekenhuiswerk waarbij hij niet kon helpen. Elke week ging het huiswerk van zijn zoon mee naar zijn werk, waar zijn leidinggevende hem hielp met de sommen. In de middagpauze zat hij samen met zijn leidinggevende de rekensommen van zijn zoon te maken. Zo bereidde hij zich voor op de begeleiding thuis. Daar wisten ze niet van de hulp die hij kreeg van zijn leidinggevende.

Zo sloeg hij meerdere vliegen in één klap: hij kon zijn kind helpen bij het huiswerk, hij leerde zelf rekenen en hij behield zijn aanzien als vader met verstand van zaken. Slim geregeld, toch?